
Steeds vaker en steeds luider klinkt de oproep om het doorleven en overleven van kanker niet te beschouwen als een strijd of een gevecht. De strijdmetafoor kent immers een pijnlijke keerzijde. Maarten van der Weijden was de eerste die mij in zijn boek Beter (2009) bewust maakte dat kanker het best te beschouwen is als botte pech en genezing als geluk. Zijn stem klonk als muziek in mijn oren tegenover de overkill van de Amerikaan Lance Armstrong die toentertijd luidkeels predikte hoe positief denken helpt om kanker te overwinnen en je tot held maakt, zolang je maar sterk blijft (met ‘stay strong’ als motto).
Kanker overkomt je, het is een monster dat ongevraagd je lijf binnendringt en niet van plan is daar weg te gaan. Sterker nog, het heeft bij aanvang al uitbreidingsplannen. En om patiënten aan te moedigen om te vechten, sterk te zijn en hoop te houden dat ze kunnen overwinnen maakt elke patiënt die ‘de strijd verliest’ en doodgaat op zijn minst een verliezer. Dit is een regelrechte diskwalificatie van elke kankerpatiënt en dat gun je niemand. Dus ja, vanuit dat perspectief begrijp ik de oproep om die strijdmetafoor niet te gebruiken.
Maar tegen wie is die oproep om te stoppen met de strijdmetafoor eigenlijk gericht? Primair is die naar mijn idee gericht tegen de directe omgeving van een patiënt en tegen de maatschappij als geheel, die maar wil geloven dat we uiteindelijk de strijd tegen de dodelijke ziekte kunnen overwinnen. De oproep is dus niet direct gericht aan de patiënt zelf.
Want wat is de boodschap die we impliciet overbrengen op de kankerpatiënt, als de strijdmetafoor ons jargon uit moet? Volgens mij is dat iets in de zin van: er is niet zoiets als strijden tegen kanker, je hebt zelf geen invloed op het verloop (dat doet de behandeling), je moet de behandeling ondergaan en hopen dat het geluk aan jouw kant is. En daar gaat het knagen bij mij… Want rationeel gezien is dat helemaal juist, maar een mens is geen zuiver rationeel wezen. Een mens is eerder een emotioneel wezen met ratio. Kanker en de behandeling ondergaan zonder zelf enige invloed uit te oefenen geeft mensen naar mijn ervaring vooral gevoelens van onmacht en hulpeloosheid.
En… heeft niet elk mens het recht zich te verdedigen tegen een monster dat je leven tracht te vernietigen? Let wel: vanaf een veilige afstand kan verdedigen eruit zien als vechten. Met één verschil: kanker begon het gevecht, startte de verwoesting, niet de patiënt. Die verdedigt als een adequate reactie. En als wij hem dan zijn wapens afnemen, hoe kan de patiënt zich dan verdedigen?
Verdedigen is een biologische reactie op het omgaan met een overload aan stress, het is een reactie die voortkomt uit ons zoogdierenbrein, dat drie responses kent op stress: vechten (uit zelfverdediging), vluchten of bevriezen. Met een adequate respons reguleren we onze stress, zodat deze hanteerbaar wordt, we weer een gevoel krijgen van zelfcontrole en ons mensenbrein kunnen inzetten om na te denken over allerlei grote levensvragen die het monster ook meegeeft. Vechten uit zelfverdediging is dus een adequate respons om de stress van kanker te reguleren.
Toen mijn vader in december 2015 hoorde dat hij longkanker had en nog een paar maanden zou leven, zocht hij uit alle macht naar een manier om zijn enorme stress te reguleren en wat controle te krijgen op zijn leven. Hij zorgde dat hij gezond en op gezette tijden bleef eten, soms tegen heug en meug. Hij nam zijn medicijnen stipt en trouw en week hier nauwelijks een minuut van af. En hij wandelde elke dag 5 kilometer, door weer en wind. En ook al sneed de oostenwind door vier lagen kleding en dwars door zijn ziel heen, hij deed het. Het was zijn houvast, zijn manier om het monster even om de tuin te leiden, tijdelijk te verzwakken en zo lang mogelijk op afstand te houden. Elk advies dat wij gaven om het wat rustiger aan te doen was tegen dovemans oren. Sterker nog, het maakte hem boos. Hij kón niet minder of anders, zijn starre manier van omgaan met de leefregels waren zijn zwaarden, zijn prikkeldraad en boobytraps om zich te verdedigen tegen de barbaarse opmars van de ziekte. En wie zouden wij zijn om hem die wapens te ontnemen? Niemand heeft het recht om dát te doen! En dat is wat me raakt aan de oproep. Met het ‘bestrijden’ van de strijdmetafoor lijken we met het weggooien van het badwater het kind alleen in de tobbe achter te laten, overgeleverd aan de kou en de angst…
Het is belangrijk dat we kankerpatiënten niet het idee geven dat ze moeten vechten en dat vechten de kans op genezing vergroot. Maar we mogen ze nooit de wapens ontnemen om zich te verdedigen en om daarmee een stuk controle over hun leven terug te geven. Verdedigen is de enige respons die passend is op overspoelende stress die de diagnose kanker met zich meebrengt. Ons brein regelt dit al duizenden jaren op een hele adequate manier. Zonder verdedigende wapens leveren we een patiënt onbedoeld al over aan de totale overgave… de dood, nog voordat ie zich aandient.
En dat lijkt me nooit de bedoeling…