
Ik heb een kaartenbakje in mijn hoofd. Zo’n bakje met naamkaartjes van mensen die je om hulp of raad kunt vragen bij een probleem. Zo weet ik wie ik moet vragen als er thuis geschilderd moet worden, als er een kledingstuk kapot is (mam!) en om te weten hoe ik mijn belasting moet invullen. Iedereen hoeft vast zo zijn eigen kaartenbakje.
Ik weet dat ik zelf ook wel eens in zo’n kaartenbakje beland, bijvoorbeeld bij een cliënt na afloop van een begeleidingstraject en bij een deelnemer na een training.
Maar onlangs drong pas echt tot me door wat de betekenis van die onzichtbare aanwezigheid op zo’n kaartje voor iemand kan zijn. Zo hoorde ik dat ik al jaren op een (vast al wat vergeeld) kaartje sta van een gezin, waar een moeder jong overleed, op een kaartje van ouders die een ziek kind hebben en niet weten of hun kind oud zal worden… en in de kaartenbak van een schoolbestuur die me al eerder inriep bij een calamiteit. Het zijn allemaal mensen die mij als professional ‘achter de hand’ houden, voor het geval dat…
Ineens realiseer ik me hoe bijzonder het is om die plek te krijgen, bij iemand ‘achter de hand’. En misschien is het zelfs wel de plek waar ik het liefst sta. Ik vertrouw er namelijk primair op dat mensen heel veel op eigen kracht kunnen. Maar soms helpt het als je weet dat je het niet alleen hoeft te weten, hoeft te kunnen, hoeft te doen. Dat je weet dat je altijd even kunt leunen, kunt vragen, kunt sparren, dan ben ik achter de hand. Blijkbaar geeft dat een gevoel van vertrouwen, rust en nabijheid. En daar word ik dan even stil van. Dat mijn naam in iemands kaartenbakje die betekenis kan hebben. Zonder dat ik daar ook maar iets voor doe. Want in de praktijk zal 90% van de mensen mij nooit bellen of mailen. En dat is toch prachtig, dat de betekenis van mijn werk juist zit in die plek waar je hem niet ziet, maar als het nodig is je alleen maar je hand om hoeft te draaien om te zien dat ik daar achter sta. Zo’n dankbare plek. Een plek om te koesteren.