Mijn visie

Rouw hoort bij het leven

Rouw is onlosmakelijk verbonden met het leven. Het is de ‘prijs’ die we betalen voor liefde en hechting. Rouw is geen ziekte of psychische aandoening, het hoort bij het leven. Een verlies dat te dragen is, omdat het min of meer aansluit bij de verwachtingen en de draagkracht, is op den duur te integreren en gaat deel uitmaken van het leven van degene die rouwt. De meeste mensen kunnen met steun uit hun eigen omgeving weer een nieuw evenwicht vinden en het leven weer oppakken. Pas als een verlies niet kan worden geïntegreerd in iemands leven of wat extra tijd en aandacht vraagt, is er een reden om professionele ondersteuning te vragen. Kinderen en jongeren zijn hierin een extra kwetsbare groep. Zij hebben nog niet alle mogelijkheden om een groot verlies te integreren en op eigen kracht verder te gaan. Zij verliezen hun basisveiligheid, waardoor extra ondersteuning soms eerder nodig is.

Dóórleven en doorléven

Elk mens krijgt in zijn leven te maken met ingrijpende levensgebeurtenissen, ‘life events’ of periodes in je leven die een breuk vormen in je levenslijn. Soms zelfs al op jonge leeftijd. Breuken die je vormen, maar waar soms kwetsbare plekken blijven zitten die moeilijk helen. Als littekens die pijn blijven doen, of die zo kwetsbaar blijven dat ze na een volgend ingrijpende gebeurtenis opnieuw opengescheurd worden.

Verlies en rouw zijn de achterkant van liefde en hechting. Iemand of iets verliezen waar je aan gehecht bent, waar je van houdt, is ingrijpend. De impact van een verlies is voor ieder mens anders. Zo ook de manier waarop we ermee verder leven. Vaak staan we een tijd in de overleefstand, om onszelf staande te houden; we gaan zoveel mogelijk door met leven (het dóórleven). In een ‘gezond’ rouwproces komt er een tijd waarin de gevoelens van pijn, verdriet en gemis kunnen worden toegelaten (het doorléven). Dit is de eerste stap op weg naar integratie van het verlies in het leven. Een verlies dat nooit verdwijnt en zijn sporen nalaat, maar dat niet meer het leven domineert. Ik noem dat ook wel de stap van overleven naar het opnieuw oppakken van het leven.

Een verlies kan echter ook zo ingrijpend en overspoelend zijn, dat overleven (dóórleven) de enige optie lijkt om door te kunnen. Gevoelens en herinneringen worden achter slot en grendel gedaan en mensen proberen hun energie te steken in de toekomst en niet meer om te kijken naar het verleden. Soms wordt er – onbewust – een besluit genomen dat alles moet worden gedaan om gevoelens onder controle te houden om herhaling van overspoeling te voorkomen. Onderdrukte herinneringen, gevoelens en gedachten kunnen zich echter op onbewaakte momenten ineens opdringen, zelfs jaren na een groot verlies. Mensen hebben het gevoel dat ze overleven, maar niet echt leven.

Het vraagt veel lef om dan stil te staan, achterom te kijken en toe te laten welke impact een verlies heeft op jouw leven. Leven is (i)ef hebben.

Verliestrauma

Ik kijk met een rouw- en traumabril naar de vragen waar mensen mee komen. Een ‘verliestrauma’ is een psychische wond, ontstaan door een gebeurtenis die overspoelend is geweest, te groot om te bevatten. Met het verlies raak je ook een deel van jezelf kwijt. Vooral bij kinderen en jongeren is een verlies vrijwel altijd overspoelend. Veelal houden traumatische aspecten van het verlies je vast in het verleden. Ze zetten zich vast in je hele lijf. Je kunt dan last hebben van herbelevingen, leven met grote angst, constant alert zijn op gevaar of veel moeite hebben om relaties met mensen aan te gaan. Aandacht voor traumatische aspecten in een rouwproces is wezenlijk om de cliënt veilig te kunnen ondersteunen.

Het systeem van herkomst als fundament

Vanaf de geboorte heeft een mens een eigen identiteit. Deze wordt verder gevormd in de omgeving, de familie en het gezin waarin hij opgroeit. Ik vind het daarom van belang om de cliënt niet als los individu te zien, maar als een individu die opgroeit in de specifieke context van gezin, familie, school, buurt en cultuur. Deze context is heel bepalend voor de ‘krachtbronnen’ waar de cliënt uit kan putten om verlies te integreren in het leven.

Veerkracht aanboren

Ik zie veerkracht als een soort spier, die je kunt trainen. Veerkracht is het vermogen om terug te veren na een ingrijpende gebeurtenis. Het is het vertrouwen dat je weer kunt herstellen, soms geheel op eigen kracht, soms met hulp uit de eigen omgeving of met professionele ondersteuning. Iedereen heeft het vermogen om veerkracht op te bouwen. In mijn begeleiding zoek ik met een cliënt naar diens veerkracht en hoe we die kunnen versterken.

Kinderen en jongeren

Kinderen en jongeren zijn geen kleine volwassenen. Met mijn achtergrond als orthopedagoog heb ik altijd de focus voor de eigenheid van kinderen en jongeren. Ingrijpende levensgebeurtenissen vinden plaats in een bepaalde ontwikkelingsfase. Voor een heel jong kind dat nog niet praat betekent dit dat het ook geen taal heeft om zich te uiten en nog niet kan duiden wat er aan de hand is. Baby’s en peuters zijn echter zeer kwetsbaar voor trauma, omdat hun brein nog niet zo goed is ontwikkeld en ze volledig afhankelijk zijn van volwassenen om te overleven. Voor een puber is een ingrijpend verlies een inbreuk op de fase waarin ze zich juist losser willen maken van hun ouders en zich willen richten op hun eigen toekomst. Dat wordt onmogelijk, wat deze ontwikkelingsfase heel ingewikkeld maakt.

In mijn praktijk richt ik me primair op het bevestigen of verstevigen van de directe omgeving van het kind. Dit betekent dat ik in principe niet individueel met kinderen werk. Het is mijn ervaring dat het voor kinderen helpender is om ouders te coachen en de leerkracht op school handvatten te geven. Zij zijn immers dagelijks in contact met het kind. Ik loop dan een tijdje aan de zijlijn mee, als het kind en het gezin de draad van het leven opnieuw oppakt. In enkele gevallen is individuele begeleiding wel wenselijk. Het streven is om dit traject zo kort mogelijk te laten zijn.

Ik besteed veel aandacht aan veiligheid. Als een kind zich niet voldoende veilig voelt, durft het zich ook niet op te stellen. Dit betekent ook dat ik kinderen en jongeren die ‘gestuurd’ zijn, niet forceer. Voor mij is het essentieel om mijn begeleiding af te stemmen op de specifieke vraag, de (gezins)situatie, de leeftijd en de ontwikkelingsfase van het kind. Ik ga daarbij altijd uit van de eigen veerkracht van het kind.

Bronnen

ik baseer mijn visie en werkwijze op het gedachtegoed van enkele leermeesters. Belangrijk hierin zijn voor mij met name: de splitsing  van de ziel (Franz Ruppert), de systemische visie op rouw (geleerd van Riet Fiddelaers-Jaspers en Sabine Noten), de psychologie van de zelven en de Voice Dialogue methodiek (Hal & Sidra Stone, Marijke Leys), de polyvagaaltheorie in therapie (Stephen Porges & Deb Dana) en EMDR (Shapiro). Mijn visie op ‘levend verlies’ ontwikkelde ik zelf, voortbouwend op bovenstaande bronnen en dankzij vele ontmoetingen met ouders, kinderen en jongeren.